vrijdag 13 juli 2007

Achterbank


Oma geeft als altijd koetjesrepen mee, voor de thuisreis. De weeë smaak ervan en het zoemen van de motor maken me slaperig, maar ik hou mijn ogen wijdopen. Tegen de tijd dat we ons dorp binnenrijden veins ik diepe slaap, maar mijn zintuigen staan op scherp. Ik hoef niet uit het raam te kijken om te weten dat we er zijn. Met mijn ogen dicht registreer ik de scherpe draai naar links, het vertrouwde gevoel van de autobanden die abrupt op de schuine stoeprand van onze inrit botsen. We schommelen wat na en staan stil. De motor blijft draaien. Het portier gaat open en koele nachtlucht vult de auto. Mama stapt uit: ik hoor haar voetstappen en na een paar tellen het stroeve, metalige geluid van de garagedeur. Papa wacht achter het stuur. Ik hou mijn adem in. Door mijn wimpers zie ik de gloeiende punt van zijn sigaret oranje oplichten in het donker. Hij rijdt de auto naar binnen, drukt de peuk uit in de asbak en stapt uit.
Dit is het moment waar ik naar heb uitgekeken. Het allerbelangrijkste is nu, dat ik mijn ogen stijf dicht hou en geduldig afwacht, zonder een vin te verroeren. Ik slaap, papa. Zul je me geloven?
Daar wordt de stoel voor me al opgeklapt, ik ruik zijn geur als hij zich over me heen buigt en zijn armen om me heen slaat. Het lukt, het lukt! Ik word van de achterbank getild en, alsof ik iets heel kostbaars ben, voorzichtig de auto uit gedragen.
Ergens achter ons hoor ik mama vragen: “Ben je wakker?” Ze heeft het tegen mij, maar ik antwoord niet. Als je slaapt hoor je natuurlijk ook niks. Ze lacht schamper en zegt iets tegen papa dat ik niet versta. Hij bromt goedmoedig, ik voel zijn stem trillen in zijn borst. De buitenlucht strijkt als een koude hand over mijn wang en maakt me klaarwakker. Ik kan best mijn ogen opendoen, geluid maken, zelf lopen, maar ik zwijg en hou me slap. Veel liever lig ik warm in papa’s armen, in zijn geur van tabak en ijzer.

Gepubliceerd in het themanummer Geluk & Verdriet van Opzij, nr. 7/8 juli/augustus 2007, p. 30.

Geen opmerkingen: