woensdag 19 september 2007

Een typisch New Yorkse scène, deel II (slot)

Vanavond om half acht, ik zat net te eten, kwam de loodgieter onaangekondigd weer langs, dit keer om het plafond een tweede keer te stuken. Jawel, het mysterieuze lek is opgespoord en de gaten zijn vlak voor het weekend gedicht. Ik slaap eindelijk in het bed en niet meer op de bank, die overigens zo beroerd nog niet was.
De loodgieter, die dus ook stukadoor is (naast brandweerman) heeft inmiddels drie lagen stuc aangebracht en het resultaat is nog steeds niet fraai. Morgen komt hij voor het laatst, om het plafond te schilderen.
Hij is een vriendelijke man die een oververmoeide indruk maakt. Eigenlijk had hij gisteren willen komen, maar toen was hij te druk met andere klussen. Hij werkt veertien uur per dag, zegt hij. En tussendoor moet ie ook nog branden blussen. ‘Het is een loodzwaar leven, hier in New York. Ik heb twee banen, dus de rekeningen kan ik betalen. Maar ik heb geen minuut de tijd om eens wat anders te doen. Klanten zeggen, doe toch rustiger aan, maar dat gaat niet, ik werk de godganse dag.’
Hij zou best willen reizen, maar ook daar heeft hij de tijd niet voor. ‘Ik heb nog twintig jaar te gaan in dit werk,’ zegt hij, alsof het een gevangenisstraf betreft. De VS is hij nog nooit uit geweest. Hij wil het liefst naar Italië, want hij is ten slotte Italiaan. Dat wil zeggen, zijn grootouders zijn in Italië geboren. Zijn ouders zijn van hier, net als hijzelf.
Dus hij is nog nooit in Italië geweest? vraag ik hem. ‘Ik spreek het niet eens,’ verzucht hij. Zijn ogen staan nog droeviger en vermoeider dan daarstraks.

Deze week was het feest van San Gennaro, een straatfeest in Little Italy dat vooral om eten draait. Bijvoorbeeld een wedstrijd canoli eten.


zondag 16 september 2007

De hond als accessoire


Hoewel de meeste Newyorkers zeer kleinbehuisd zijn, schrikken ze er niet voor terug om een huisdier te nemen. Sterker nog, het hebben van een hond lijkt haast een statussymbool. Ik weet niet of de regel ‘hoe groter de hond, hoe groter het huis van het baasje’ opgaat, maar opvallend is wel dat de meeste honden in New York piepkleine beestjes zijn. Eén keer zag ik een man wandelen met twee Deense dogs zo groot als kalveren; die zal wel gigantisch wonen. Maar de meeste honden zijn dus mini.
Bij het minihondje hoort meestal een broodmager meisje in een duur flodderjurkje en met een grote zonnebril vol glitters op. Uiteraard draagt het dier een jasje gemaakt van dezelfde stof als het jurkje van baasje en zit er een strikje in het gecoiffeerde hondenhaar. Dergelijke hondjes worden gedragen bij wijze van handtas, als levend accessoire. Of ze trippelen aan een lange lijn voor baasje uit.
Je kunt zo’n hondje kopen in de dierenwinkel, waar puppy’s in de krappe etalages schattig zitten te wezen. En als het baasje daar dan toch is, kan ie meteen ook een zak vegetarisch hondenvoer aanschaffen. Of een hondenspeeltje in de vorm van George Bush. Heb je geen tijd om je viervoeter uit te laten, dan huur je iemand in om dat voor je te doen, net zoals zwarte vrouwen veelvuldig worden ingehuurd om de witte kindertjes uit te laten. Of je stalt hem in de hondencrèche.
Een hondenleven lijkt hier zo gek nog niet.

dinsdag 11 september 2007

9/11

Min of meer per ongeluk belandde ik aan het eind van de ochtend downtown, in het Financial District. Toen ik uit de metro stapte regende het. Het was alweer een tropisch warme dag en de straten waren klam en nevelig. Iedereen die hier rondliep keek even bezorgd.
Het was duidelijk te merken aan de gespannen sfeer in deze buurt: morgen is het elf september, een dag die in New York nooit meer ongemerkt voorbij zal gaan. Hier worden op iedere straathoek lugubere ansichtkaarten verkocht waarop de Twin Towers als twee schimmen zijn afgebeeld. Er is opvallend veel vlagvertoon en er lopen zo veel mensen rond met de tekst I♥NY op hun borst dat het haast geen toeval kan zijn.
Bij de Stock Exchange (dress code: blauw overhemd) wemelde het van de politieagenten. Naarmate ik Ground Zero naderde werden het er alleen maar meer. Hier waren hele straten afgesloten en het stond vol met witte NYPD-wagens. Uit de bouwput waar ooit het WTC stond steeg het geluid van drilboren op. Er wordt hier druk gewerkt aan de Memorial Tower, die in 2010 klaar moet zijn.

Aan het begin van Wall Street staat de neo-gotische Trinity Church, overschaduwd door enorme kolossen van glas en staal. Morgen om 8:43 zullen de klokken van deze kerk 3018 keer luiden, één keer voor elk slachtoffer van 9/11. Emilio zal er zijn om zijn zoon te herdenken, net als de loodgieter die morgen het plafond komt repareren. Die is namelijk niet alleen loodgieter, maar ook brandweerman.

Het Empire State Building zal morgenavond rood, wit, blauw verlicht zijn.

maandag 10 september 2007

Airco city

De indian summer die de maand september aan de Amerikaanse oostkust doorgaans aangenaam warm maakt, is dit jaar nogal heet uitgevallen. Het is al een paar dagen zeker 28 graden en zo vochtig dat je buiten bij de minste inspanning het zweet in straaltjes over je rug voelt lopen. Alleen buiten, want in vrijwel alle gebouwen draait de airco op volle toeren. Een dagje winkelen wordt zo een permanente afwisseling tussen sauna en afkoelslang. En in het American Museum of Natural History wens je al gauw dat je een trui had meegenomen.
Hier in huis kon ik kiezen tussen een enorme Cyclone fan en een GoldStar airco. Ik ben er al achter dat de airco het beste resultaat geeft, al maakt ie een ontzettende takkeherrie. Daarom zet ik 's nachts de airco uit en de fan aan, op de laagste stand. Met oordoppen in is dat net te doen.
'New Yorkers kunnen niet zonder hun airco,' zei Caroline toen ze me hielp de GoldStar in de raamopening te zetten. En inderdaad, je ziet ze werkelijk overal als puisten uit de ramen van gebouwen steken. Zoals hier, aan de rand van Central Park.

Rollerdisco in Central Park





zondag 9 september 2007

Een typisch New Yorkse scène

Er is een mysterieuze lekkage in Jeanne’s huis, hoewel de leidingen onlangs nog gerepareerd zijn. De helft van de woonkamer, waaronder het bed, zit in plastic verpakt. Bij mijn aankomst gisteren werd ik verwelkomd door Caroline en Blake, vrienden van Jeanne. Ze hebben huisbaas Emilio erbij geroepen, die in alle staten is en de hele tijd roept: ‘I so sarry, I apologise’. Hij woont al 37 jaar in New York, maar spreekt nog altijd niet echt verstaanbaar Engels. Wel vloeiend Spaans, hoorde ik, toen een Mexicaan die bij hem in de keuken werkt hem kwam helpen het lek te stelpen. Emilio klom op een wankel laddertje en stak een paar stukken neerhangende kalk los. Hij veegde alles netjes op en spreidde daarna een paar witte tafellakens uit zijn restaurant uit op de vloer. De zin daarvan ontging me maar er lag plastic onder dus ik liet het maar zo. Blake had het al gezegd: ‘Je bent meteen al in een typisch New Yorkse scène beland.’

Ik maakte gisteren op straat een praatje met Emilio en hij vertelde me toen dat hij op 9/11 zijn zoon verloren heeft in het WTC. Sindsdien wil hij eigenlijk het liefste terug naar Italië.
Bij terugkomst van mijn eerste blokje om had het weer gelekt, maar toen Emilio vervolgens alle kranen bij de bovenburen stuk voor stuk openzette om erachter te komen wat het lek veroorzaakte, kwam er eigenaardig genoeg geen druppel naar beneden. Hij liep hoofdschuddend rond en zei wel een keer of drie: ‘Is no funny, I go crazy.’ Ik beloofde hem te zullen roepen zodra het weer ging lekken.
Om acht uur lekte het schuimwater. Emilio was druk bezig pizza’s te bakken maar kwam toch kijken. Er kwamen weer flink wat Italiaanse krachttermen aan te pas en net als eerder veegde hij onder het gemompel van veel mamma mia’s de kalkklodders bij elkaar. De loodgieter die de vorige reparatie heeft uitgevoerd is de stad uit en komt pas maandag terug. Toen ik vroeg waarom er geen andere kon worden gebeld hield Emilio een heel verhaal waar ik vrijwel niets van verstond.
Tegen tien uur, ik lag doodmoe van de jetlag al te slapen op de bank (het bed zit in plastic verpakt), begon het plafond opeens weer heftig te druppelen. Er kwamen klodders kalk mee en de twee gaten die eerder waren ontstaan werden nog groter. Het hield maar niet op, iemand was kennelijk lekker uitgebreid aan het douchen. Ik rende weer naar beneden maar de pizzeria was al gesloten. Van de bovenburen deed er maar een open, een dikke zwarte vrouw die meteen in de verdediging schoot: ‘Ik heb het niet gedaan, ik zat tv te kijken.’
Vanmiddag heeft Caroline me geholpen de televisie en de boekenkast te verplaatsen naar veiliger plekken. Het scheelt in elk geval in mijn gemoedsrust. En nu maar hopen dat de loodgieter maandag daadwerkelijk komt en het mysterieuze lek weet op te sporen. De Mexicaan, die naar eigen zeggen al 22 jaar voor Emilio werkt, kwam vanochtend even kijken. Volgens hem is Emilio wel van goede wil, maar is de lekkage een structureel probleem. De huizen hier zijn oud, zei hij, de leiding is niet op één plek stuk, het hele zaakje is versleten en eigenlijk is het gebouw dringend aan renovatie toe. Ik hoop er maar het beste van. Vandaag bleef het gelukkig droog.

Polen in Greenpoint

De douanebeambte op JFK heette me pas hartelijk welkom in de Verenigde Staten nadat hij m’n vingerafdrukken en foto had genomen en me had uitgevraagd over wat mijn beroep was, wat ik kwam doen, waar dan en met wie. Mijn rugzak lag gelukkig al vooraan te dringen op de bagageband, er werd nog met een half oog naar gekeken door een andere douanebeambte en toen kon ik gaan, de wijde Amerikaanse wereld in. Tien stappen buiten de controlezone werd ik flux door iemand die daarvoor betaald krijgt naar een eigele taxi gedirigeerd. Ik had amper tegen de chauffeur verzucht hoe warm het hier wel niet was of hup, daar gingen alle ramen open en moest ik me vasthouden om niet weg te waaien terwijl hij op topsnelheid de highway op koerste. Halverwege de dodemansrit lag daar opeens in de verte het bekende silhouet van Manhattan, een veelvormige reeks hoge pijlers in een verder laag landschap. Wow, ik ben er echt!
Voor veertig dollar was ik in no time op mijn bestemming, hoek Manhattan Ave en Greenpoint Ave, Brooklyn, NY. De bruine deur naar Jeanne’s appartement, naast het even bruine Italiaanse restaurant van haar huisbaas Emilio, was niet moeilijk te vinden. M’n buren in het donkerbruine trappenhuis blijken twee tandartsen te zijn, ‘Dr. R. Sterinbach’ en ‘Dr. Boris Magid’. Als ik kiespijn krijg zit ik dus goed.

Greenpoint is van oudsher een Poolse buurt en dat merk je nog aan alles. Aan de overkant staat een mooie Poolse katholieke kerk van rode en witte baksteen. In het supermarktje hier beneden verkopen twee chagrijnige Poolse meisjes Poolse producten (rode borsjt). De jongen van de elektronicazaak waar ik vanmiddag een stekkertje voor mijn laptop kocht vroeg met een dik Slavisch accent of ik uit Duitsland kwam. 'You have a German accent,' hield hij vol, ook toen ik zei dat ik uit Nederland kwam. 'And you are from Poland,' zei ik, waarop hij knikte maar wel met een gezicht alsof ik hem beledigd had. Hij is nu tenslotte toch Amerikaan?